Het ontstaan van een pagina

Hoe wordt een strip gemaakt?

Op die vraag bestaat geen eenduidig antwoord. Het mooie aan ons medium is dat je vertelt in woord en beeld. Hoe al die elementen samenkomen, en via welke tussenstappen, is voor iedere maker anders. Ze verschilt zelfs van samenwerking tot samenwerking, in mijn geval. Ik werk altijd graag intens samen met mijn scenarist. Ik ben steeds gezegend geweest met fantastische partners-in-crime die mijn input niet alleen waarderen maar zelfs uitnodigen.

In deze blogpost wil ik even stilstaan bij mijn samenwerking met Marc Legendre. Het was een jongensdroom om samen met Marc een strip te maken. Ik heb een levende herinnering aan een moment op 11-jarige leeftijd; gehurkt aan mijn striprekken (toen paste alles nog in anderhalve Ikea boekenkast), met mijn Sam albums voor me uitgespreid. Dromend dat ik ooit een béétje zou kunnen tekenen zoals Jan Bosschaert en dat Marc Legendre een scenario voor mij zou willen schrijven.

De eerste stappen

Wel, 12 jaar en een stoutmoedig mailtje naar mijn jeugdidool later werd die droom werkelijkheid. Of ik toen (laat staan nu) al een beetje kon tekenen als Jan betwijfel ik, maar Marc was wel gecharmeerd door mijn werk en jeugdig enthousiasme en wilde een samenwerking aangaan. Wát het dan juist zou worden heeft wel wat voeten in de aarde gehad. Ik wist vooral wat ik niét wilde. Marc stond van in het begin open voor een heel organische samenwerking. Ik gaf wat losse sferen en ideeën aan, bepaalde stijl -en vertelelementen die ik wilde gebruiken (interne monoloog, vertellen vanuit één standpunt, …), maar ter zelfde tijd liet ik hem ook alle ruimte om volledig zijn ding te doen met die vage elementen. Mijn focus lag vooral op het karakter van Laura, daar moest ik een klik mee voelen. Wat ze dan zou beleven, dat liet ik liever aan Marc om in te vullen. Ik denk dat we bijna een jaar zo heen en weer hebben gepingpongd om tot Misschien te komen, het eerste deel van onze thrillertrilogie.

Marc Legendre en ik tijdens onze gezamenlijke signeersessie op de Boekenbeurs van Antwerpen in 2009. Foto door Jim Bella.

Marc Legendre en ik tijdens onze gezamenlijke signeersessie op de Boekenbeurs van Antwerpen in 2009. Foto door Jim Bella.

Het scenario

Marc schrijft zijn scenario in klassieke stripvorm. Onderverdeeld in pagina’s en prenten. Ieder prentje omschreven met daaronder de dialogen. Maar ik krijg wel de vrijheid om hier mijn eigen ding mee te doen. Aan de dialogen raak ik niet, maar ik kan naar eigen believen mee sleutelen aan de pagina indeling en opbouw. Twee prenten samenvoegen tot één beeld. Een close-up toevoegen. Of de camera op een totaal ander element laten focussen dan waar Marc de aandacht op heeft gevestigd in het scenario. Een strip maken is voor mij nooit éénrichtingsverkeer. Bij het uitschetsen van die composities zoek ik ook steeds het oordeel van mijn scenarist op.

Onze samenwerking is doorheen de drie albums blijven evolueren. Er groeide een enorm wederzijds vertrouwen en dat deed Marc ervoor opteren om voor het afsluitende deel Ooit het scenario te schrijven als dubbele pagina’s en mij de vrijheid te laten hoe ik de prenten zou opsplitsen tot twee pagina’s.

Eerste schets tijdens het lezen van het scenario

Tijdens het lezen van het scenario houd ik potlood en papier bij de hand. In snelle schetsen kribbel ik zo al de eerste beelden bij elkaar die ik voor me zie tijdens die eerste en tweede lezing. Al snel begin ik ook keuzes te maken welke momenten ik op de linker en op de rechter pagina wil tonen (zie de kleine paginaschetsjes in het midden tussen de grote prenten). Op dit moment denk ik nog niet teveel na over de grootte (of vorm) van iedere kader. Wanneer alle prenten snel geschetst zijn begin ik te bepalen welke de belangrijkste prenten zijn. Hun belang dicteert ook vaak de grootte en vorm van de kader.

2-schets.jpg

Layoutschets

Dit is voor mij de belangrijkste, leukste en meest creatieve fase van het tekenen. Hier maak ik al mijn regiekeuzes, bepaal ik kadrages, denk ik na over de plaatsing van de tekst, etc. Op basis van deze schetsen zoek ik ook mijn documentatie materiaal bij elkaar en fotografeer ik mijn modellen.

Voor Ooit heb ik een template gemaakt op een liggende A4, met wat kaders in blauw waarop ik dan snel in potlood en penseelpen mijn composities kan uitschetsen.

3-layout.jpg

De foto’s

Voor Misschien Nooit Ooit kon ik rekenen op het kundige poseer –en acteerwerk van enkele goede vrienden van mij. Hier zie je Ann het beste van zichzelf geven als Laura. Het werken met modellen geeft me de vrijheid om meer te werk te gaan als een regisseur: camerastandpunten uitproberen, verschillende houdingen en emoties proberen. Maar het grote voordeel is vooral dat ieder model eigen accenten kan leggen in zijn personage en het zo meer leven geeft. Hoe iemand een kopje vasthoudt, het hoofd draait, steunt op één been, etc. Die kleine dingen kan ik dan vertalen in mijn tekeningen en geeft de personages, hopelijk, meer leven.

4-foto.jpg

De potloodpagina

De uiteindelijke pagina teken ik in potlood uit op A3 formaat. In potlood teken ik met een redelijk ‘dode’ lijn, waarmee ik wil zeggen, ik speel niet met lijndiktes die van dikker naar dunner gaan. Dat zou overbodig werk zijn omdat ik de pagina zelf later in inkt zet en ik die informatie al in mijn hoofd heb. Zo ook bijvoorbeeld bij de bomen in de achtergrond die ik enkel aanduid met een omtreklijn, omdat ik deze rechtstreeks in inkt zal tekenen.

5-potlood.jpg

Het inkten

De pagina is voor 99% volledig in inkt gezet met een penseel. Enkel de kaders, en misschien hier en daar een klein elementje, zijn met een Rotring pennetje getrokken. Hier en daar heb ik ook nog witte plakkaatverf gebruikt voor extra effect. Dit is het moment dat de tekening tot leven komt. De organische lijn van mijn penseel zorgt voor variatie en karakter.

De inkleuring

Eens de pagina is afgewerkt in inkt, scan ik ze in en doe nog wat digitaal opkuiswerk op de computer. Meestal blijft het bij vlekjes en puntjes wegwerken, maar in sommige gevallen zal ik ook dingen (her)tekenen op de computer.
Dan bezorg ik de pagina aan mijn Amerikaanse inkleurder, Michael Birkhofer, samen met een (rudimentair) vertaalde versie van het scenario met extra notities van mij om elementen uit de tekeningen te verduidelijken. Of om ideeën te geven voor een bepaalde scène. Voornamelijk dienen die bemerkingen om de sfeer van de scène duidelijk over te brengen op de inkleurder (tijd van de dag, dramatische momenten, verandering in toon, etc)
De inkleuring gebeurd volledig digitaal. Na een eerste versie zal ik vaak nog enkele (kleine) correcties vragen, om tekening en kleur zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.

7-kleur.jpg

De lettering

De lettering gebeurd eveneens digitaal. Ik teken de tekstballonnen en denkkaders vectorieel en gebruik een lettertype van Comicraft.
In Misschien Nooit Ooit wordt ieder album verteld vanuit het perspectief van één van de hoofdpersonages en volgen we hun interne monoloog. Om deze stemmen van elkaar te onderscheiden maak ik gebruik van gekleurde denkkaders. Ieder personage heeft zijn eigen kleur gekregen. Laura (blauw/cyaan), Egon (rood/magenta) en Taw (geel): Rood, Geel, Blauw oftewel de CMYK-kleuren (C = cyaan, M = magenta, Y = yellow/geel). Met die drie kleuren (plus zwart = K) kun je bij het drukken alle kleuren in het spectrum maken. Om te symboliseren dat je, wanneer je de drie perspectieven van Laura, Egon en Taw samenbrengt, je uiteindelijk tot de waarheid komt.

8-lettering.jpg

Bovenstaande info maakte deel uit van de permanente tentoonstelling over het maken van een strip in het Belgisch Stripmuseum in de periode 2013-2017. Hieronder enkele sfeerbeelden.

Previous
Previous

GLOW - mijn nieuw fotoboek

Next
Next

Klare Lijn